Baarlo onder Pruisen
Gedurende de periode 1715 t/m 1839 stond Baarlo achtereenvolgens onder Pruisisch, Frans, Nederlands en Belgisch bestuur. Toen de Spaanse koning Karel II in 1700 kinderloos overleed ontstond er over zijn nagelaten bezittingen in 1702 een oorlog die bekend staat als de Spaanse Successieoorlog. Na het verdrag van Utrecht van 1713 werd het zogenaamde barriëretractaat gesloten op grond waarvan het oude Spaanse Overkwartier werd verdeeld over de Staten Generaal van de Verenigde Provinciën, Oostenrijk en Pruisen. Baarlo werd Pruisisch. In de ogen van het oude Pruisen dat bestuurd werd door Frederik de I en daarna Frederik II de Grote was Gelre een vreemde eend in de bijt. Het lag niet alleen ver verwijderd van het machtscentrum Berlijn maar het merendeel van de bevolking was bovendien katholiek. De officiële godsdienst in Pruisen was het protestantisme.
Bij de vrede van Utrecht werd vastgelegd dat in Pruisisch Gelre het katholicisme de landsgodsdienst bleef. Ook de oude privileges bleven in stand. In het stadje Geldern werd het hof van justitie geïnstalleerd. De provincie Gelre lag de koning en de koninklijke commissie vaak dwars hetgeen teruggevoerd kon worden op het verschil tussen katholicisme en protestantisme. Zo wist Gelre af te dwingen om vast te houden aan het eigen oude landrecht. De plaatsen in Gelre behielden hun schepenbanken. Tijdens de Pruisische periode groeide het aantal verordeningen en voor diverse zaken moesten statistieken worden bijgehouden. Dit betekende dat de schepenbanken gebukt gingen onder de administratie waarover men zich met regelmaat beklaagde. De dorpen werden bovendien sterk belast d.m.v. grondbelasting, beestenschat en consumptiebelasting. Inkomsten werden ook verkregen uit tollen en rechten op in- en uitvoer. Uit de inkomsten kon Frederik de Grote de drie Silezische oorlogen financieren. Bij de laatste oorlog (1756-1763) die beter bekend staat als de zevenjarige oorlog raakte ook Pruisisch Gelre betrokken. De provincie leed onder zware vernielingen en oorlogslasten. De steden en dorpen konden deze lasten niet opbrengen waardoor enorme leningen moesten worden afgesloten en van hoger hand aangedrongen werd op verkoop van gemeentegronden. Inmiddels heerste er in de hele provincie grote armoede. Pruisisch Gelre herstelde de daaropvolgende jaren maar langzaam. Een grote vooruitgang werd tijdens de Pruisische periode geboekt op het gebied van de gezondheidszorg, de landbouw en de industrie.