Sintermerte
In Baarlo wordt elk jaar een oude traditie in ere gehouden namelijk het feest van Sint Maarten, in de volksmond Sintermerte geheten. Volgens de legende was Sintermerte de zoon van een Romeins magistraat. Sintermerte zou omstreeks 316 geboren zijn en ging hij als jongeman in dienst van het Romeins legioen en klom op tot officier. De legende verhaalt dat hij bij de poort van Amiens de helft van zijn mantel zou hebben gegeven aan een arme bedelaar en de nacht daarop Christus zou hebben gezien. De heilige liet zich op 18-jarige leeftijd dopen en werd leerling van bisschop Hilarius van Poitiers. Deze verhief hem in de geestelijke stand. Sint Maarten kreeg in Frankrijk veel volgelingen en werd uiteindelijk bisschop van Tours. In het jaar 379 stierf hij op een van zijn reizen en werd in Tours begraven.
De viering van het Sintermertesfiës vindt plaats op 11 november. In Baarlo vormt zich dan op of rond deze datum een lange stoet van kinderen met lampionnen. De lantaarntjes waren vroeger gemaakt van suikerbieten (krotte). De optocht voert naar een troshoop waar Sintermerte in de gedaante van Romeins soldaat met paard rond om het vuur rijdt. De arme vergezelt hem daarbij en vraagt of hij een stuk van zijn mantel mag hebben. De kinderen zingen ondertussen het lied van: Sintermertes veugelke. Wanneer de sint zijn mantel halveert en een deel aan de arme geeft volgt er een groot applaus van alle aanwezigen. Na afloop ontvangen de kinderen nog een kleine traktatie en keren dan huiswaarts.
Vroeger gingen de jongens na de optocht terug naar de troshoop om houtskool op te halen. Dit werd dan met water gemengd waardoor er een kleverige pasta ontstond (sjlam). Daarmee gingen ze dan in het donker achter de meisjes aan om hun gezichten mee zwart te maken. In ieder huisgezin werd tijdens het Sint Maartensfeest bòggeskóok gegeten.
Een oud gebruik is het maken van een zjwingelpot. Een pot werd gevuld met takjes, hars en turf en vervolgens aangestoken. Aan de pot hing een lange ijzerdraad die diende als handvat waarmee de pot werd rondgeslingerd. Met wat vochtige bladeren erbij ging de hele zaak nog eens flink roken.
a)
Sintemertes veugelke
Haet ’n hieël roeëd keugelke
Haet ’n blauw sjertje
Hoepsa Sintemerte
Vandaag is Sintemerte
Morge Sintekrökke
Kómme de gójje herte
Hejje gaer ’n sjtökske
Höltje op ’n törfke
Sintemertes körfke
Hout, hout, hout, hout
Zjwingkters is ’t koud
Hoera, hoera
Wat höbbe de boere ’n laeve
Hoera, hoera
Wat höbbe de boere 't drök (‘n lol)
b)
Sintermerte, de paere höbbe sjterte
heej wónt 'ne rieke man
dae ós good gèt gaeve kan
vuuel zal d'r gaeve
lang zal d'r laeve
hóngerd jaor en einen daag
houw Sintemerte de kop aaf