Baron Van Scherpenzeel-Heusch
Het tractaat van Londen dwong koning Willem I de zuidelijke helft van zijn koninkrijk af te staan. Hierdoor ontstonden een Belgisch en een Nederlands Limburg. Bij het verdrag kreeg het koninkrijk Nederland de helft van Luxemburg (het huidige groothertogdom) terug dat voorheen in z'n geheel deel had uitgemaakt van de Duitse Bond. De Duitse Bond eiste compensatie voor dit gebied waarvoor koning Willem I het Nederlandse gedeelte van de provincie Limburg aanbood met uitzondering van de steden Venlo en Maastricht. Het aanbod werd door de Duitse Bond geaccepteerd dat eigenlijk in strijd was met de Duitse Bondsconstitutie. Deze situatie bleef gehandhaafd tot 1867. Onder de bevolking leefden echter pro-Belgische gevoelens die gedurende de periode 1840-1848 leidden tot een afscheidingsdrang van het koninkrijk. In 1848 hing er in Limburg een revolutionaire sfeer. Derhalve besloot de Nederlandse regering met de seperatistisch voorman baron Van Scherpenzeel-Heusch een gesprek aan te gaan dat in juli 1848 op kasteel Vaeshartelt bij Maastricht plaatsvond. Baron van Scherpenzeel-Heusch woonde in Baarlo op kasteel de Berckt. Het gesprek leverde niets op. Volgens de baron was Limburg beter af wanneer het deel zou uitmaken van Belgiƫ of van de Duitse Bond waarvoor hij daarna in Frankfurt tevergeefs pleitte.
De baron werd in 1848 in de districten Sittard en Roermond gekozen als Tweede kamerlid maar hij nam z'n zetel niet in. Misschien wel met opzet om zo de aandacht te vestigen op de zaak waarvoor hij stond. Teleurgesteld stapte Van Scherpenzeel-Heusch in 1849 daarom uit het parlement van de Duitse Bond. Om de separatisten de wind uit de zeilen te nemen en het woelige gewest weer onder controle te krijgen benoemde koning Willem I zonder voorafgaande verkiezing drie Limburgers in de Tweede Kamer.