Coöperatieve verenigingen

Een aan het eind van de 19e eeuw groeiende behoefte aan coöperatie op velerlei terrein leidde in Baarlo tot de oprichting van Schutterij St. Petrus en Paulus. De oprichting vond plaats in 1875. Door lid te worden van de Schutterij was men automatisch aangesloten bij de ziekenkas. Dit garandeerde het recht op vergoeding van dochtersbezoek, medicijnen en een kleine uitkering tijdens ziekte. De vereniging trok veel leden. Toen in 1955 de opkomst van regionale ziekenfondsen de ziekenkas van de Schutterij overbodig maakte kwam haar doelstelling te vervallen en legde zij zich nog enkel toe op het jaarlijkse vogelschieten en deelname aan de Sacramentsprocessie. De Schutterij fuseerde in 1946 met schietvereniging St. Antonius. Zowel in 1930 als in 1932 behaalde deze schietvereniging het kampioenschap op het Oud Limburgs Schuttersfeest te Obbicht en Wessem. Dit betekende dat de Schietvereniging, met inzet van de hele Baarlose bevolking in 1931 en 1933 het Oud Limburgs Schuttersfeest mocht organiseren.

Vier jaar vóór de oprichting van de schutterij kreeg Baarlo een eigen Landbouwcasino. In het casino waren landeigenaren en grote boeren verenigd. Het casino stelde ten doel: ....boeren uit kleinere nabij gelegen regio's regelmatig op vrije middagen en avonden samen te brengen. Op deze ongedwongen bijeenkomsten kunnen ze bij een glas bier, wijn of schnaps over de landbouw spreken, hun ervaringen uitwisselen, twijfels en bedenkingen te berde brengen en van elkaar leren. Bovendien kunnen ze zich met gemeenschappelijke projecten bezig houden zoals bijvoorbeeld het bestellen van zaad- en pootgoed, kunstmest, landbouwmachines en verdere samenwerkingsverbanden. Het Landbouwcasino was betrokken bij de oprichting van een coöperatief handkrachtfabriekje voor de bereiding van zuivel. Het fabriekje was gevestigd bij het woonhuis van Willem Trienekens aan de Hoogstraat. Willem was lid van het Landbouwcasino. Voor de bediening van de handcentrifuge zorgde Martin Caris die men in de volkmond Tien van de Fúus noemde. In 1908 kreeg Baarlo een Stoomzuivelfabriek St. Odilia. Deze fabriek stond op het terrein van het huidige verzorgingstehuis Ter Borcht aan de Zuivelstraat.

Het Landbouwcasino sloot zich in 1901 aan bij de Limburgse Landbouwbond. Vanaf dat moment was sprake van de Onderafdeeling Baarlo van den Limburgschen Landbouwbond of kort gezegd de Boerenbond.


boerenbond1926.jpg

De Boerenbond steunde de stichting van de Baarlose boerenleenbank. Deze werd in 1902 opgericht. Het bestuur werd gevormd door de heren Theodoor Görtz, Henri Hilkens, Johannes Berden, Jos Görtz, Frans Stappers en Jos Brueren.

De boerenleenbank verzamelde de spaargelden van de leden om daaruit te voorzien in de behoefte aan krediet. De bank was aangesloten bij de Eindhovense Coöperatieve Centrale Boerenleenbank, die in de praktijk van katholieke signatuur was. De bank verschafte de agrarische bevolking tegen gunstige rentetarieven leningen. De bank werd bestuurd door de eigen leden en ging uit van het principe van 'onbezoldigd beheer'. Alleen de kassier ontving een geringe vergoeding. Jos Brueren was de eerste kassier. Hij hield iedere zondagochtend tot een kwartier na de Hoogmis zitting in het schoollokaal aan de Markt. Jos Brueren werd opgevolgd door Jean Holtackers (1903-1915) en Peter van Tegelen (1915-1945).Peter hield kantoor aan huis op de Kiéje.

Door een verdere mechanisatie van de landbouw nam de werkgelegenheid in de tweede helft van de 19e eeuw in deze sector af. De terugloop werd nog eens versterkt door de landbouwcrisis van 1880. Veel jongelui zochten als alternatief, werk in de kleiwaren- en metaalverwerkende industrie in Tegelen en Duitsland. De arbeidsverhoudingen veranderden door de opkomst van het grootbedrijf. De aanschaf van nieuwe machines zorgde ervoor dat het werktempo in de fabrieken sterk werd opgevoerd. De lonen stonden daarbij in geen verhouding met de geleverde arbeidsprestatie met het gevolg dat er onder de arbeiders een groeiende ontevredenheid ontstond over de arbeidsomstandigheden. De katholieke kerk richtte antisocialistische belangenverenigingen op die de belangen van de arbeiders behartigden en die de verbetering van lonen en arbeidsomstandigheden bevorderden. Ook ondersteunde ze de oprichting van Verbruikerscoöperaties.

Naar het Tegelse voorbeeld werd ook in Baarlo een Coöperatieve Verbruikersvereniging opgericht met de naam Eigen Hulp. De oprichting vond plaats in 1910 en in het bestuur hadden ondermeer de heren Van den Eertwegh, Tercken, Coopmans (Soeterbeek) en Beurskens (Koesdonkerveldweg) zitting. Piet Nillesen  (Nelesse Piet) was één van de pioniers en jarenlang winkelchef. Met de oprichting van Coöperaties werd eveneens geprobeerd om een einde maken aan het noodlottige afbetalingssysteem waardoor veel gezinnen in moeilijkheden waren geraakt.

De producten van de Baarlose Coöperatie Eigen Hulp werden ingekocht bij de Handelskamer (HAKA) te Rotterdam. Deze producten konden alleen tegen contante betaling worden verkregen, tegen een billijke prijs. De oprichting van coöperaties werd met argusogen gevolgd door de plaatselijke middenstand.

Het eerste winkeltje van de coöperatie was gevestigd bij de familie Wolters aan de Rijksweg Zuid. Daarna achtereenvolgens in de panden van de familie Van Bergen en Jan Peeters in de Grotestraat. Onder de bezielende leiding van Herman van den Eertwegh werd de Verbruikersvereniging in 1929/1930 uitgebreid met een afdeling confectie en een bakkerij.