Nieuwe versus Oude Licht

Op grond van Thorbeckes liberale grondwetsherziening van 1848 kwam in juni 1851 een nieuwe Gemeentewet tot stand. Met deze wet kregen de ingezetenen directe invloed op de samenstelling van het bestuur. Vanaf 1800 tot 1919 was de verdeling binnen het college van Burgemeester en Wethouders zodanig dat zowel Baarlo, Blerick als Maasbree daarin vertegenwoordigd werden. Kwam de Burgemeester uit Baarlo dan kwamen de wethouders uit Maasbree en Blerick. De periode werd gekenmerkt door partijstrijd die werd uitgevochten tegen de achtergrond van het opkomende liberalisme en de kwestie van Duitse Bond. Het Oude en het Nieuwe Licht kwamen tegenover elkaar te staan. Deze tegenstellingen liepen langs de lijnen conservatief versus liberaal, adel versus gegoede burgerij, Baarlo versus Blerick en de families d'Olne, d'Erp en de Pollart c.s. versus de families Clercx, Grubben en Houba c.s. Er werd ingezet op splitsing van de gemeente of verplaatsing van het gemeentehuis waardoor een ander dorp binnen de gemeente hoofdzetel werd. De gemeente dreigde door deze interne verwikkelingen in 1868 onbestuurbaar te worden. In 1855 werd reeds het verzoek om splitsing bij de Minister neergelegd maar deze achtte de splitsing niet wenselijk. Binnen de gemeente werd wel de splitsing van de drie afdelingen gerealiseerd. Deze drie afdelingen Baarlo, Maasbree en Blerick kregen beschikking over de eigen inkomsten.
oud_raadhuis.jpg
De strijd bereikte haar hoogtepunt bij de benoeming van burgemeester de Pollart in 1867/1868. Burgemeester Clercx trad af omdat het notarisambt niet verenigbaar was met het burgemeesterambt. De tot veler verrassing nieuw gekozen burgemeester de Pollart die in Baarlo woonde, raakte al spoedig na zijn aantreden in conflict met de raad. De gemeenteraad nam een tegen hem gerichte motie van wantrouwen aan. De beide wethouders wensten niet met de burgemeester te vergaderen. Ook van secretaris Grubben kreeg de burgemeester tegenwerking omdat deze hem niet de juiste stukken ter inzage gaf. De Pollart werd slachtoffer van een interne partijstrijd. Brein achter de hele kwestie waren de Blerickenaar Clercx en secretaris Grubben. De laatste had met steun van de gemeenteraad zelf burgemeester willen worden. Tegen de wil van De Pollart besloot de gemeenteraad dat de gemeentesecretarie niet permanent in Baarlo mocht blijven maar om de vijf jaar zou worden verplaatst binnen de drie dorpen. De burgemeester droeg het besluit voor vernietiging voor omdat daarmee niet het algemeen belang werd gediend. Toen de gemeente op de hoogte werd gebracht van het koninklijk besluit kon de gemeenteraad niet anders dan het raadsbesluit weer in te trekken.

Opnieuw diende de gemeenteraad een voorstel in om de secretarie voor onbepaalde tijd naar Blerick te verplaatsen. De burgemeester gaf aan het voorstel niet in behandeling te nemen en verliet de raadszaal: nadat de voorlezing door den Voorzitter is afgeloopen, zegt hij: Ik laat mij met dat besluit niet in; ik zal het niet in behandeling nemen. Onmiddellijk daarna staat de Voorzitter op zeggende: De vergadering wordt gesloten, en verlaat de vergadering. Hierop werd door het aanwezige publiek bravo! bravo! geroepen, en bijna alle toeschouwers beginnen met lachgen, razen en met de voeten op den vloer te trappen, hetgeen eene groote verstoring en voor de vergadering eene confusie en beleediging daarstelde.

Wethouder Gerard Peeters nam het voorzitterschap over en de gemeenteraad stemde met overgrote meerderheid in met de verplaatsing van de gemeentesecretarie naar Blerick, een besluit dat overigens in de ogen van de burgemeester geen rechtsgeldigheid. Nadat de Pollart zonder succes het raadsbesluit voor vernietiging had aangedragen verslechterden de onderlinge verhoudingen tussen hem, de wethouders en de secretaris. De gemeente raakte in een impasse en dreigde onbestuurbaar te worden. Bij vergaderingen bleef de burgemeester weg en notulen en mandaten werden niet meer ondertekend. In de zomer van 1868 stemde de gemeenteraad in met een brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken waarin werd gevraagd om ontslag van de burgemeester. Nadat de Minister zich persoonlijk op de hoogte was komen stellen van de situatie raadde de gouverneur de burgemeester aan om zijn ambt neer te leggen. De Pollart weigerde en richtte zich tot de Tweede Kamer. Ook de aanhangers van de Pollart hadden inmiddels een persoonlijk rekwest naar de koning gestuurd. Dit alles tevergeefs want de Pollart kreeg op 21 september 1868 eervol ontslag. Daarop werd de oudste wethouder Gerard Peeters benoemd tot nieuwe burgemeester van de gemeente Maasbree en keerde de rust weer terug.