St. Jozefklooster
In 1901 kochten zusters Ursulinen uit het Franse Lamballe een stuk grond aan de Maasstraat voor de bouw van een klooster. De zusters waren neergestreken in Baarlo omdat ze uit Frankrijk waren verdreven door de anti-klerikale wetgeving van minister Combes die een strikte scheiding wenste tussen kerk en staat. De eerste steen werd gelegd op 31 mei 1905. Volgens de overlevering werd er tijdens de bouw zoveel bier gedronken dat in het dorp het praatje de ronde deed: 't nieje kloëster drieft op béer. Het klooster werd bewoond door veertig zusters. Ze namen het onderwijs en de ziekenzorg op zich.
De congregatie startte een bewaarschool (kleuterschool). De kleuters kregen les van mère Saint Ive, mère Saint Ambroise en mère Agnès. De kinderen noemden hen mère Sintief, mère Sintwas en mère Stanjès (zie foto). Vanaf 1909 kregen de meisjes onderwijs in de bijzondere meisjesschool St. Odilia die aanvankelijk ook in het klooster was ondergebracht. De school telde het eerste jaar 72 leerlingen, verdeeld over twee leerkrachten en twee leslokalen. Later verhuisde men naar een groter schoolgebouw aan de overzijde van de straat. Eén van de twee kastanjebomen is tot op heden blijven staan en herinnert aan de plek waar vroeger een gedeeltelijk overdekte speelplaats was. Toen Frankrijk in 1936 de anti-klerikale wetten wijzigde keerden de zusters Ursulinen weer terug naar hun moederland. Het klooster werd daarna verkocht aan de zusters van de Goddelijke Gerechtigheid (later Chistus Verlosser). Deze congregatie zette het werk van haar voorgangsters voort. Aan het hoofd stond zuster Theresitha zuster Treziet. Zij werd in 1937 opgevolgd door zuster Maria. Zuster Louise droeg zorg voor het kleuteronderwijs.